Inhoud - Opleiding Programmeren met Python
De opleiding Programmeren met Python bestaat uit de volgende 10 modules:
Module 1 – De basis
In de eerste module zorg je eerst dat alles klaar is om de rest van de opleiding te volgen. Je installeert Python en een editor genaamd Thonny, waar je mee zult werken. Je leert daarnaast wat programmeren inhoudt en wat Python voor programmeertaal is. Daarna is het tijd om de basis van Python te leren. In vogelvlucht leer je over de belangrijkste datatypen. In latere modules zullen ze uitgebreider aan bod komen.
Module 2 – Programmaverloop en variabelen
In de tweede module leer je twee belangrijke concepten in het programmeren. Het eerste concept is het programmaverloop, ofwel de volgorde waarin instructies in het programma worden uitgevoerd. Die volgorde bepaal je op basis van bepaalde voorwaarden. Eenvoudig gezegd: "Als dit, dan dat." De volgorde kun je ook bepalen op basis van herhaling: voer een instructie uit totdat aan een voorwaarde (niet meer) is voldaan. Het tweede concept dat je in deze module leert, is de variabele. Een variabele is een woord of teken waarin je een bepaalde waarde opslaat. Deze variabele kun je vervolgens steeds hergebruiken in je code.
Module 3 – Werken met lijsten
Lijsten in Python zijn een van de belangrijkste datatypes waarmee je als beginnend programmeur in aanraking komt. Een lijst bevat verschillende elementen, bijvoorbeeld een lijst met getallen. Je leert lijsten maken, elementen toevoegen, wijzigen en verwijderen. Ook leer je itereren over lijsten: het langslopen van alle elementen in een lijst en daar vervolgens iets mee doen.
Module 4 – Werken met woordenboeken
Woordenboeken zijn een veelgebruikt datatype in Python. In een echt woordenboek zoek je een woord op om daar de definitie of vertaling van te leren. In Python werken woordenboeken net zo. Een woordenboek is een datatype waarbij je elementen op zoekt op basis van een sleutel.
Module 5 – Werken met tuples en sets
In deze module leer je werken met tuples en sets. De tuple is een datatype die erg vergelijkbaar is met de lijst. Je leert dan ook vooral over de verschillen met de lijst. Een set is enigszins vergelijkbaar met een lijst, ook een set kan meerdere elementen bevatten. Alleen bevat een set altijd unieke elementen en kent het hierdoor speciale methodes om mee te werken. Je leert bijvoorbeeld om met sets te achterhalen welke elementen in twee groepen voorkomen.
Module 6 – Werken met functies
In een programma wil je bepaalde functionaliteiten vaak meerdere malen uitvoeren. Je kunt de code dan elke keer uitschrijven, maar dit is foutgevoelig, lastig te onderhouden en inefficiënt. Daarom leer je werken met functies, stukjes code die je steeds weer opnieuw kunt uitvoeren. Zie het als de bouwsteentjes van een groter programma.
Daarnaast leer je in deze module hoe je steeds groter wordende programma’s kunt structureren in verschillende mappen en bestanden, om zo jouw werk overzichtelijk te houden.
Module 7 – Werken met klassen
Net als functies zijn klassen een soort bouwstenen in jouw programma. In deze module leer je de basisbeginselen van het werken met klassen. Hoe maak je een klasse, hoe breidt je ze uit en hoe voeg je ze samen?
Module 8 – Werken met bestanden en uitzonderingen
In deze module ga je aan de slag met tekstbestanden. In je programma’s zul je dit veel tegenkomen, bijvoorbeeld voor het inlezen van configuratiebestanden of het verwerken van databestanden. Daarnaast leer je in deze module hoe je omgaat met het afhandelen van uitzonderingen in je programma. Een uitzondering is een fout waar je op kunt reageren. Bijvoorbeeld: je wilt een bestand openen, maar het bestand bestaat niet. Je kunt dan je programma laten crashen, maar je kunt de fout ook netjes afhandelen en een alternatief bieden.
Module 9 – Je code testen
Inmiddels heb je al veel code geschreven en veel oplossingen bedacht en uitgewerkt. Maar hoe weet je dat je code correct is? Door je code te testen! Elke keer dat je je code uitvoert, test je het feitelijk al. Maar je kunt je code ook meer geautomatiseerd testen, met allerlei verschillende voorwaarden en inputs. Zo weet je zeker dat jouw code onder alle omstandigheden werkt, en ben je er zeker van dat als je je code aanpast het ook blijft werken.
Module 10 – Project
Je sluit de opleiding af met het maken van een project. Hierin komt alles wat je hebt geleerd samen. Je moet het project plannen en structureren, je bedenkt oplossingen en werkt ze uit. Je hebt door alle modules heen al veel geoefend, maar nu maak je echt iets van begin tot eind!